effacer

Frans

Uitspraak
  •  audio    (hulp, bestand)
  • IPA: /e.fa.se/, SAMPA: /e.fa.se/
Woordafbreking
  • ef·fa·cer
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
effacer
effaçais
effacé
eerste groep volledig

Werkwoord

effacer

  1. overgankelijk wissen, uitwissen
  2. wederkerend s' ~ verdwijnen, vervagen
    «Ils habitent un pays sans perspective, une terre qui peu à peu s’efface dans l’eau.»
    Ze bewonen een land zonder toekomst, een grondgebied dat stukje bij beetje onder water verdwijnt.[1]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.