wissen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  wissen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • wis·sen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘vegen’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1] [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
wissen
wiste
gewist
zwak -t volledig

Werkwoord

wissen

  1. overgankelijk het niet meer laten bestaan van
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Verwijzingen

Zelfstandig naamwoord

dewissenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord wis

Gangbaarheid

  • Het woord wissen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie


Duits

Uitspraak
  • Geluid:  wissen    (hulp, bestand)
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
wissen
wusste
gewusst
zwak volledig

Werkwoord

wissen

  1. weten
  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.