emanciperen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  emanciperen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • eman·ci·pe·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘mondig verklaren’ voor het eerst aangetroffen in 1570 [1]
  • Naamwoord van handeling van het Franse emanciper (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
emanciperen
emancipeerde
geëmancipeerd
zwak -d volledig

Werkwoord

emanciperen overgankelijk [3]

  1. bevrijden van sociale, politieke, wettelijke enz. belemmeringen
  2. gelijkstellen voor de wet
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord emanciperen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.