essere

Italiaans

Uitspraak
  • Geluid:  essere    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɛsːere/
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Latijnse esse.
stamtijd
infinitief onvoltooid
deelwoord
voltooid
deelwoord
essere
essente
stato
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
toekomende
tijd
sono
ero
sarò
volledig

Werkwoord

essere

  1. zijn
    «Chi è? Sono io.»
    Wie is daar? Ik ben het.
    «che ora è? »
    Hoe laat is het?
enkelvoud meervoud
essere esseri

Zelfstandig naamwoord

essere m

  1. wezen
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.