expliceren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  expliceren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ex·pli·ce·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘uitleggen’ voor het eerst aangetroffen in 1635 [1]
  • Naamwoord van handeling van het Franse expliquer (met het achtervoegsel -eren) [2]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
expliceren
expliceerde
geëxpliceerd
zwak -d volledig

Werkwoord

expliceren [3]

  1. overgankelijk uitleggen
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord expliceren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
91 %van de Nederlanders;
83 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.