fata

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  fata    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈfata/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • fa·ta
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

defatamv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord fatum
    • Maar de woorden hebben hun fata, evengoed als de boekjes. [1]
  2. alleen meervoud beleefde gebeurtenissen
    • Het is toeval dat ons op die foto samenbracht. Tekenender voor die tijd is dat zijn andere buurman iemand is die wél een vriend van hem was; die zou enkele jaren later als SS’er aan het Oostfront sneuvelen. Fata van een generatie, die bijna uitgestorven is. [2]
Synoniemen
Verwante begrippen

naar de vorm: ook uit Latijn [3]

Gangbaarheid

  • Het woord fata staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
47 %van de Nederlanders;
47 %van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

IJslands

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?

Zelfstandig naamwoord

fata

  1. genitief onbepaald onzijdig meervoud van fat

Zelfstandig naamwoord

fata

  1. genitief onbepaald onzijdig meervoud van föt
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.