fauché

Frans

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: /foʃe/
  enkelvoud meervoud
  mannelijk   fauché fauchés
  vrouwelijk   fauchée fauchées

Bijvoeglijk naamwoord

fauché

  1. gemaaid
  2. (informeel) blut
    «Je suis fauché et je dois encore 100 balles à mon copain.»
    Ik ben blut en mijn vriend krijgt nog 100 piek van me. [1]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.