finder
Niet te verwarren met: Finder |
Deens
Uitspraak
- Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
- IPA: /ˈfenʌ/
Woordafbreking
- fin·der
Woordherkomst en -opbouw
Naar frequentie | 267 |
---|
Werkwoord
finder
- tegenwoordige tijd van finde
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | finder | finderen | findere | finderne |
genitief | finders | finderens | finderes | findernes |
Zelfstandig naamwoord
finder, g
- vinder (mannelijke vorm), vindster (vrouwelijke vorm)
- «Nu har den ærlige finder fået sin findeløn.»
- Nu heeft de eerlijke vinder/vindster zijn vindersloon ontvangen.
- «Nu har den ærlige finder fået sin findeløn.»
Afgeleide begrippen
- fejlfinder
- stifinder
Verwijzingen
- finder in: Det Danske Sprog- og LitteraturselskabDen Dankse Ordbog op website:ordnet.dk
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.