fleuren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  fleuren    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈflørə(n)/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • fleu·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • fleur met het achtervoegsel -en
    • [1]: eponiem afgeleid van de familienaam van de 18e-eeuwse Leidse schaatser Cornelis Fleur [1] [2]
    • [2]: van  fleur zn  soort hengelgerei
    • [3]: van  fleur zn  soort hengelgerei, (figuurlijk)
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
fleuren
fleurde
gefleurd
zwak -d volledig

Werkwoord

fleuren

  1. onovergankelijk (sport) (schaatssport) schaatsen rijden op een zwierige manier
  2. onovergankelijk (sport) (hengelsport) vissen op grotere vissen met behulp van een fleur
  3. overgankelijk (figuurlijk) iemand lid proberen te maken van een organisatie

Zelfstandig naamwoord

defleurenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord fleur

Gangbaarheid

  • Het woord fleuren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
83 %van de Nederlanders;
78 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    Peter Altena
    “Op zoek naar Cornelis Fleur, de dode roomse schaatser : Berkheij 1812-2012 (3)” (vrijdag 10 augustus 2012) op weyerman.nl
  2. Weblink bron
    J. le Francq van Berkhey
    “Lijkzang in heldendicht, ter nagedagtenis van den beroemden Leydschen schaatsrijder Cornelis Fleur.” (1776)
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.