fnuiken

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  fnuiken    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • fnui·ken
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘beknotten’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1613 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
fnuiken
fnuikte
gefnuikt
zwak -t volledig

Werkwoord

fnuiken

  1. overgankelijk verminderen, saboteren
    • Nu was hij de laatste tijd juist minder monter dan gewoonlijk. Door het vooruitzicht van een wapenstilstand was hij zichtbaar in de put geraakt, was zijn patriottische bezieling gefnuikt. Luitenant Pradelle ging kapot aan het idee dat er een eind aan de oorlog kwam.[2] 
  2. overgankelijk in de kiem smoren

Gangbaarheid

  • Het woord fnuiken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
75 %van de Nederlanders;
84 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.