fonologisch

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  fonologisch    (hulp, bestand)
  • IPA: /fonoˈloxis/ (4 lettergrepen)
Woordafbreking
  • fo·no·lo·gisch
Woordherkomst en -opbouw
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen fonologischfonologischer
verbogen fonologischefonologischere
partitief fonologischfonologischers-

Bijvoeglijk naamwoord

fonologisch [2]

  1. betrekking hebbend op de uitspraak van woorden en zinnen; betrekking hebbend op de fonologie
    • Volgens deze fonologische analyse sprak Tito medeklinkers zo uit dat hij in wezen „met een buitenlands accent” sprak. De auteurs stellen dan ook dat de oud-president geen Joegoslavische wortels had. Het is volgens hen aannemelijker dat hij een Rus of een Pool was. [3] 
    • In een grootschalig onderzoek van de Universiteit van Amsterdam en Oxford hebben 1200 NEMO-bezoekers meegedaan. Ouders en hun kroost werden getest op verschillende cognitieve vaardigheden zoals fonologisch bewustzijn en snelbenoemen. De scores van deze testen voorspellen voor een groot deel hoe goed kinderen lezen. [4] 

Gangbaarheid

  • Het woord fonologisch staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
75 %van de Nederlanders;
79 %van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.