frequenteren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  frequenteren    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • fre·quen·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van het Franse fréquenter met het achtervoegsel -eren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
frequenteren
frequenteerde
gefrequenteerd
zwak -d volledig

Werkwoord

frequenteren

  1. overgankelijk vaak bezoeken
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord frequenteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
87 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.