frivool

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  frivool    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • fri·vool
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘lichtzinnig’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1500 [1]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen frivoolfrivolerfrivoolst
verbogen frivolefrivolerefrivoolste
partitief frivoolsfrivolers-

Bijvoeglijk naamwoord

frivool [2]

  1. lichtzinnig
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord frivool staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
91 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.