geducht
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: geducht (hulp, bestand)
- IPA: /ɣəˈdʏxt
Woordafbreking
- ge·ducht
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van: | duchten… |
verbogen vorm: | geduchte |
geducht
- voltooid deelwoord van duchten
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | geducht | geduchter | geduchtst |
verbogen | geduchte | geduchtere | geduchtste |
partitief | geduchts | geduchters | - |
Bijvoeglijk naamwoord
geducht
- vrees of ontzag inboezemend
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord geducht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "geducht" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
94 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ "geducht" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ geducht op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.