geducht

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  geducht    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɣəˈdʏxt
Woordafbreking
  • ge·ducht
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘gevreesd’ voor het eerst aangetroffen in 1643 [1]
  • vervoeging van duchten: de stam met omvoegsel ge- -t, zonder -t omdat de stam al op -t eindigt [2]

Werkwoord

vervoeging van: duchten…
verbogen vorm: geduchte

geducht

  1. voltooid deelwoord van duchten
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen geduchtgeduchtergeduchtst
verbogen geduchtegeduchteregeduchtste
partitief geduchtsgeduchters-

Bijvoeglijk naamwoord

geducht

  1. vrees of ontzag inboezemend
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord geducht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
96 %van de Nederlanders;
94 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.