geleed

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  geleed    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɣəˈlet/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • ge·leed
Woordherkomst en -opbouw
  • van Middelnederlands geledet "van ledematen voorzien", op te vatten als pseudodeelwoord afgeleid van  lid zn  met het omvoegsel ge- -d met klinkerwisseling i - e (/ɪ/ - /e/); in de betekenis van ‘uit geledingen bestaand’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1][2][3]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen geleedgeledergeleedst
verbogen geledegelederegeleedste
partitief geleedsgeleders-

Bijvoeglijk naamwoord

geleed

  1. (dierkunde) betrekking hebbend op dieren waarvan het lichaam uit verschillende met elkaar verbonden delen bestaat (met name insecten)
  2. bestaande uit verschillende met elkaar verbonden delen
    • Dit is een Googlie, 33 centimeter hoog. Ze heeft een hoofd van ongeglazuurd porselein (bisque) met naar rechts kijkende slaapogen, een geleed compositielichaam en een gesloten halfmaanvormig mondje. [4] 
Synoniemen
Antoniemen
Hyponiemen
  • dubbelgeleed
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord geleed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
75 %van de Nederlanders;
78 %van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.