geluidjes

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  geluidjes    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • ge·luid·jes

Zelfstandig naamwoord

degeluidjesmv

  1. verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord geluid
     Mijn ogen scanden de grond op slangen en het leek bijna alsof ik ’s nachts mijn oren kon draaien naar de kleinste geluidjes toe.[1]

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.