geruit

Niet te verwarren met: geruid

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  geruit    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɣəˈrœyt/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • ge·ruit
Woordherkomst en -opbouw
  • bn: pseudodeelwoord afgeleid van  ruit zn  met het omvoegsel ge- -t [1]
  • ww: vervoeging van ruiten: de stam met omvoegsel ge- -t, zonder -t omdat de stam al op -t eindigt
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen geruitgeruitergeruitst
verbogen geruitegeruiteregeruitste
partitief geruitsgeruiters-

Bijvoeglijk naamwoord

geruit

  1. met een ruitjespatroon, zo geweven dat een patroon van rechthoeken zichtbaar is
    • Hij droeg een geruit houthakkershemd. 
  2. (heraldiek) (van het schild) door elkaar kruisende lijnen in ruiten verdeeld die beurtelings van metaal of kleur zijn
Synoniemen
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van: ruiten…
verbogen vorm: geruite

geruit

  1. voltooid deelwoord van ruiten

Gangbaarheid

  • Het woord geruit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
97 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.