geschakeerd

Uitspraak

• Geluid:  geschakeerd    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• ge·scha·keerd

Woordherkomst en -opbouw

• vervoeging van schakeren: de stam met omvoegsel ge- -d

Werkwoord

geschakeerd

1. voltooid deelwoord van schakeren

Bijvoeglijk naamwoord

geschakeerd ^[1]

1. met veel schakeringen, met veel kanten, met veel versiering; met veel verschillen

   ▸ Met het essay "Rijk geschakeerd" wil Putters een bijdrage leveren aan het debat over de veranderende verzorgingsstaat. Daarin kan de burger die zorg nodig heeft, niet meer als vanzelfsprekend rekenen op hulp of ondersteuning vanuit de overheid.^[2]

   ▸ "Rebellen, knevelaers, moordtbranders ende zeerovers" waren de Watergeuzen, meldde een plaatselijke bestuurder aan hertog Alva. Het was inderdaad een geschakeerd gezelschap: vrijheidsstrijders, vervolgde edelmannen, huurlingen, avonturiers, zelfs een gevallen priester. In 1569 gaf Willem van Oranje de eerste kaperbrieven uit aan de Watergeuzen, wat inhield dat ze in zijn naam achter schepen van de vijand aan mochten.^[3]

2. in vlakken verdeeld

Gangbaarheid

• Het woord geschakeerd staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "geschakeerd" herkend door:

Verwijzingen