gingen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  gingen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • gin·gen

Werkwoord

vervoeging van
gaan

gingen

  1. meervoud verleden tijd van gaan
    • Wij gingen. 
    • Jullie gingen. 
    • Zij gingen. 
     Sommigen gingen wat eten en anderen zaten zwijgend voor zich uit te staren.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord gingen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.