glip

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  glip    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • glip

Werkwoord

vervoeging van
glippen

glip

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van glippen
    • Ik glip. 
  2. gebiedende wijs van glippen
    • Glip! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van glippen
    • Glip je? 

Gangbaarheid

  • Het woord glip staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
75 %van de Nederlanders;
61 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.