groenrugastrild

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  groenrugastrild    (hulp, bestand)
  • (IPA in voorbereiding)
Woordafbreking
  • groen·rug·as·trild
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord groenrugastrild groenrugastrilden
verkleinwoord groenrugastrildje groenrugastrildjes

Zelfstandig naamwoord

groenrugastrild

  1. (zangvogels) Coccopygia melanotis  een zangvogel uit de familie Estrildidae  (prachtvinken). Deze soort komt voor van zuidwestelijk Zimbabwe tot uiterst zuidelijk Mozambique en noordelijk Zuid-Afrika
Hyperoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord 'groenrugastrild' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Meer informatie

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.