grommelen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  grommelen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈɣrɔmələ(n)/
Woordafbreking

grom·me·len

Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
grommelen
grommelde
gegrommeld
zwak -d volledig

Werkwoord

grommelen

  1. inergatief steeds weer grommen, een knorrend, brommend of dof rollend geluid maken
    • In de verte grommelde het onweer. 
  2. overgankelijk op grommende toon uitspreken
    • Boos grommelde hij een excuus en liep snel verder. 
  3. inergatief stilletjes onvrede laten blijken
    • Er wordt al lang gegrommeld over de lange werktijden. 

Gangbaarheid

  • Het woord grommelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
32 %van de Nederlanders;
78 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.