hýða

Oudnoords

Woordafbreking
  • hý·da
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
hýða
hýðar
hýðaði
hýðat
Klasse 1 zwak volledig

Werkwoord

hýða

  1. ranselen (met gesel of zweep), geselen, zwepen
Synoniemen
Verwante begrippen
  • gyrða, knoka, knúska, knýja, knylla
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.