geselen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  geselen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɣesələ(n)/
Woordafbreking
  • ge·se·len
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
geselen
geselde
gegeseld
zwak -d volledig

Werkwoord

geselen

  1. overgankelijk iemand met een zweep of gesel tuchtigen
    • De gevangen werden genadeloos gegeseld. 
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

degeselenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord gesel
Synoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
  • [1] andere katten te geselen hebben
    iets anders (dringend) om handen hebben

Gangbaarheid

  • Het woord geselen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
88 %van de Nederlanders;
93 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.