hallen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  hallen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • hal·len

Zelfstandig naamwoord

dehallenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord hal

Gangbaarheid

  • Het woord hallen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
86 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Deens

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • hal·len
Naar frequentie 11851

Zelfstandig naamwoord

hallen

  1. nominatief bepaald gemeenschappelijk geslacht enkelvoud van hall

Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈhɑlən /
Woordafbreking
  • hal·len
Naar frequentie 8647

Zelfstandig naamwoord

hallen

  1. nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van hall

Zweeds

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
Woordafbreking
  • hal·len
Naar frequentie 4432

Zelfstandig naamwoord

hallen

  1. nominatief bepaald gemeenschappelijk geslacht enkelvoud van hall

Spaans

Werkwoord

vervoeging van
hallar

hallen

  1. aanvoegende wijs derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van hallar
  2. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van hallar
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.