hincha
Spaans
enkelvoud | meervoud |
---|---|
hincha | hinchas |
Zelfstandig naamwoord
hincha m/v
Werkwoord
vervoeging van |
---|
henchir |
hincha
- aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van henchir
- aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van henchir
- gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van henchir
vervoeging van |
---|
henchirse |
hincha
- aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van henchirse
- aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van henchirse
- gebiedende wijs (ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van henchirse
vervoeging van |
---|
hinchar |
hincha
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van hinchar
- gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van hinchar
vervoeging van |
---|
hincharse |
hincha
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van hincharse
vervoeging van |
---|
hinchir |
hincha
- aanvoegende wijs eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van hinchir
- aanvoegende wijs derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van hinchir
- gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van hinchir
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.