horend

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  horend    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈhɔːrənt/
Woordafbreking
  • ho·rend

Werkwoord

vervoeging van: horen
verbogen vorm: horende

horend

  1. onvoltooid deelwoord van horen


stellendvergrotendovertreffend
onverbogen horendhorenderhorendst
verbogen horendehorenderehorendste
partitief horendshorenders-

Bijvoeglijk naamwoord

horend

  1. deel uitmakend van iets
    • Voor al zijn activiteiten werd Esink benoemd tot Lid in de Orde van Oranje Nassau. Burgemeester Arco Hofland reikte de daarbij horende versierselen aan Esink uit tijdens het Oranjeconcert in de Schildkerk. [1] 
    • De gemeenteraad van Rijssen-Holten stemde dinsdagavond in met de snellere aanpak van asbestdaken en de daarbij horende financiële regelingen. [2] 
  2. in staat zijn om te luisteren
Synoniemen
  • [1] helderhorend
Antoniemen
Uitdrukkingen en gezegden
  • horende doof zijn
niet kunnen of willen luisteren

Gangbaarheid

  • Het woord horend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.