huppen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  huppen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • hup·pen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
huppen
hupte
gehupt
zwak -t volledig

Werkwoord

huppen

  1. ergatief met beide benen of achterpoten tegelijk opspringend zich gericht verplaatsen
    • De kangoeroe hupte door het bos. 
  2. inergatief met beide benen of achterpoten tegelijk opspringend zich verplaatsen
    • Er werd vrolijk wat gehupt door de jonge kangoeroemuizen. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord huppen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
93 %van de Nederlanders;
73 %van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.