huurboertje

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  huurboertje    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈhyrburcə/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • huur·boer·tje
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

hethuurboertjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord huurboer
      En zoo, door telkens hooger intrest te vorderen, heeft hij de geringe bezitting van menigen armen visscher en van menig huurboertje ingeslokt.[1]

Gangbaarheid

  • Het woord 'huurboertje' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

  1. Weblink bron
    D. Dekker
    Pity Dries (Texelsche novelle) in: Vaderlandsche Letteroefeningen., jrg. 106 deel 1 (1866), L.E. Bosch en zoon, Utrecht, p. 203
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.