insuffen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  insuffen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • in·suf·fen
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

insuffen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
insuffen
sufte in
ingesuft
zwak -t volledig
  1. slaperig worden
  2. minder alert worden
     “Och, professor Oud, de oprichter van de VVD, was op zijn 76ste nog fractievoorzitter. Leeftijd zegt niks. Je hebt ook figuren die voortijdig insuffen, die op hun veertigste geen pap meer kunnen zeggen.”[1]
Synoniemen

Gangbaarheid

  • Het woord 'insuffen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
71 %van de Nederlanders;
48 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Weblink bron “‘Politieke vrienden bestaan niet’” (16/10/2009), HP de Tijd
  2. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.