intact

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  intact    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • in·tact
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, voor de verdere etymologie zie aldaar. In de betekenis van ‘onaangeroerd’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1824 [1]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen intactintacterintactst
verbogen intacteintactereintactste
partitief intactsintacters-

Bijvoeglijk naamwoord

intact

  1. in goede staat, onaangetast
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord intact staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
98 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Engels

Uitspraak
  • Geluid:  intact (VS)    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɪnˈtækt/
Woordherkomst en -opbouw
  • Via het Middelfrans van Latijn intactus
stellend vergrotend overtreffend
intactmore intactmost intact

Bijvoeglijk naamwoord

intact

  1.  intact bn , onaangetast, ongeschonden
Afgeleide begrippen
  • intactness

Frans

Uitspraak
  • Geluid:  intact    (hulp, bestand)
  • IPA: /ɛ̃.takt/
Woordherkomst en -opbouw
  enkelvoud meervoud
  mannelijk   intact intacts
  vrouwelijk   intacte intactes

Bijvoeglijk naamwoord

intact m

  1.  intact bn , onaangetast, ongeschonden
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.