jobben

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  jobben    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈdʒɔbə(n)/ (2 lettergrepen)
naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
jobben
job
Woordafbreking
  • job·ben
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
jobben
jobde
gejobd
zwak -d volledig

Werkwoord

jobben

  1. onovergankelijk extra inkomen verwerven met werk zonder dienstverband
    • De combinatie van stage lopen, een thesis schrijven, wat jobben in het weekend én mijn sociaal leven onderhouden, zorgen voor een volgepropt schema. [1]
Synoniemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord jobben staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
36 %van de Nederlanders;
43 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Noors

Woordafbreking
  • job·ben
Naar frequentie 395

Zelfstandig naamwoord

jobben, m

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van jobb

Nynorsk

Woordafbreking
  • job·ben

Zelfstandig naamwoord

jobben, m

  1. bepaalde vorm nominatief enkelvoud van jobb
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.