jongleren

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  jongleren    (hulp, bestand)
  • IPA: /jɔŋˈlerə(n)/ (3 lettergrepen); /jɔŋˈle.rə(n)/, of:  /jɔŋˈɣle.rə(n)/  bij meer oorspronkelijke uitspraak
naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
jongleren
gejongleer
Woordafbreking
  • jong·le·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
jongleren
jongleerde
gejongleerd
zwak -d volledig

Werkwoord

jongleren

  1. inergatief ter vermaak meerdere voorwerpen beurtelings gooiend gelijktijdig in de lucht houden
    • Er werd gegoocheld en gejongleerd en de kinderen vermaakten zich uitstekend. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord jongleren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.