kaard

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kaard    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • kaard

Werkwoord

vervoeging van
kaarden

kaard

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kaarden
    • Ik kaard. 
  2. gebiedende wijs van kaarden
    • Kaard! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van kaarden
    • Kaard je? 

Gangbaarheid

  • Het woord kaard staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
19 %van de Nederlanders;
20 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.