klissen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  klissen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • klis·sen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
klissen
kliste
geklist
zwak -t volledig

Werkwoord

klissen

  1. gevangen nemen, aanhouden
    • De misdadiger is door de politie geklist. 
  2. vastklampen aan iemand, klitten

Zelfstandig naamwoord

deklissenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord klis

Gangbaarheid

  • Het woord klissen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
44 %van de Nederlanders;
86 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.