kneuzen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kneuzen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • kneu·zen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘beschadigen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1348 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
kneuzen
kneusde
gekneusd
zwak -d volledig

Werkwoord

kneuzen

  1. overgankelijk letsel aan onderhuids weefsel oplopen door stomp geweld
    • Hij heeft zijn enkel gekneusd. 

Zelfstandig naamwoord

dekneuzenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord kneus

Gangbaarheid

  • Het woord kneuzen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
95 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.