kolken

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  kolken    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • kol·ken
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
kolken
kolkte
gekolkt
zwak -t volledig

Werkwoord

kolken

  1. ergatief met een draaiiende beweging stijgen of dalen
    • Er was al een gat in de dijk gekolkt. 
  2. inergatief overdrachtelijk emotioneel heftig in beweging zijn
    • Ik kolkte innerlijk van woede maar wist me gelukkig te beheersen. 

Zelfstandig naamwoord

dekolkenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord kolk

Gangbaarheid

  • Het woord kolken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
95 %van de Nederlanders;
91 %van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.