krakeel

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  krakeel    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • kra·keel
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘ruzie met rumoer’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1562 [1]

Werkwoord

vervoeging van
krakelen

krakeel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van krakelen
    • Ik krakeel. 
  2. gebiedende wijs van krakelen
    • Krakeel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van krakelen
    • Krakeel je? 

Gangbaarheid

  • Het woord krakeel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
82 %van de Nederlanders;
77 %van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.