krakelen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  krakelen    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • kra·ke·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
krakelen
krakeelde
gekrakeeld
zwak -d volledig

Werkwoord

krakelen

  1. inergatief luidruchtig ruzie maken [2]
    • Er werd wat gekrakeeld en wat misbaar gemaakt, maar daarna ging men weer over tot de orde van de dag. 
Synoniemen
Afgeleide begrippen
  • gekrakeel, krakeelachtig, krakeelzucht, krakeler
Verwante begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

dekrakelenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord krakeel

Gangbaarheid

  • Het woord krakelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
79 %van de Nederlanders;
85 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.