lamlendig

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  lamlendig    (hulp, bestand)
  • IPA: /lɑm'lɛndəx/
Woordafbreking
  • lam·len·dig
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘futloos’ voor het eerst aangetroffen in 1879 [1]
  • Samenstellende afleiding van lam en lende met het achtervoegsel -ig : niet in staat zijn lendenen te gebruiken, impotent [2]
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen lamlendiglamlendigerlamlendigst
verbogen lamlendigelamlendigerelamlendigste
partitief lamlendigslamlendigers-

Bijvoeglijk naamwoord

lamlendig

  1. lui, passief, futloos en zonder inspiratie
  2. beroerd, bedrukkend
    • Het werd een lamlendige zondagnamiddag. 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord lamlendig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
99 %van de Nederlanders;
87 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.