landplanten

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  landplanten    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈlɑntplɑntə(n)/ (3 lettergrepen)
Woordafbreking
  • land·plan·ten
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

delandplantenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord landplant
     In de maaginhoud van wilde eenden vond hij 81 plantensoorten. De meest voorkomende waren egelskop (een oeverplant) en boterbloem. Eenden eten dus ook veel zaden van landplanten, als die het water in waaien.[1]
  2. meervoudsvorm als officiële benaming (planten) een onderrijk Embryophyta  van planten waarbij de individuele planten uitgroeien vanuit een embryo. Het gaat om de landplanten, dus ruwweg de mossen en zaadplanten (waaronder de varens)
     Roodwieren, algen, landplanten en een groep eencellige buitenbeentjes (de glaucophyten) dragen allemaal bladgroenkorrels in hun cellen.[2]
Hyperoniemen
Hyponiemen (in taxonomische zin)
Verwante begrippen

Gangbaarheid

  • Het woord 'landplanten' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

Verwijzingen

  1. [Dit is wat de wilde eend 's nachts uitspookt Weblink bron]
    Hester van Santen
    (21 september 2015) op nrc.nl
  2. Weblink bron
    Lucas Brouwers
    “Al het groen op aarde heeft één voorouder” (18 februari 2012) op nrc.nl
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.