planten

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  planten    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈplɑntən/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • plan·ten
Woordherkomst en -opbouw
  • [1]  plant zn  met de uitgang -en
  • [2] van Latijn Plantae

Zelfstandig naamwoord

deplantenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord plant
     Zij deed er water in en toen allerlei geheimzinnige kruiden, een beetje aarde, glanzende stenen, mossen en planten.[1]
  2. meervoudsvorm als officiële benaming (biologie) taxonomisch rijk Plantae  of Archaeplastida , waarvan de meeste leden uit cellulose bestaande celwanden hebben en aan fotosynthese doen
     Vaatplanten zijn planten met transportvaten voor vloeistoffen.[2]
Hyperoniemen
Hyponiemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Opmerkingen
  • Sommige protisten worden traditioneel ook algen genoemd, maar blijken niet tot de planten te horen
  • In het verleden werden schimmels en bacteriën ook wel tot de planten gerekend.
Vertalingen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
planten
plantte
geplant
zwak -t volledig

Werkwoord

planten

  1. overgankelijk (een plant) in de aarde zetten om te laten groeien of bloeien
Synoniemen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord planten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
100 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat , p. 13
  2. Baudewijn Odé
    Tracheophyta - vaatplanten in: De Nederlandse biodiversiteit. (2010), Nederlands Centrum voor Biodiversiteit Naturalis ; European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden, ISBN 9789050113519, p. 70 kol. 1
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be

Noors

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈplɑntən /
Woordafbreking
  • plan·ten
Naar frequentie 11247

Zelfstandig naamwoord

planten

  1. nominatief onbepaald mannelijk meervoud van plante
Schrijfwijzen

Nynorsk

Uitspraak
  • Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
  • IPA: / ˈplɑntən /
Woordafbreking
  • plan·ten

Zelfstandig naamwoord

planten

  1. nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van plante
Schrijfwijzen

Spaans

Werkwoord

vervoeging van
plantar

planten

  1. aanvoegende wijs derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van plantar
  2. gebiedende wijs (bevestigend en ontkennend) derde persoon meervoud tegenwoordige tijd (presente) van plantar
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.