lasbaar

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  lasbaar    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈlɑzbar/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • las·baar
Woordherkomst en -opbouw
  • Naamwoord van handeling van lassen met het achtervoegsel -baar.
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen lasbaarlasbaarderlasbaarst
verbogen lasbarelasbaarderelasbaarste
partitief lasbaarslasbaarders-

Bijvoeglijk naamwoord

lasbaar

  1. mogelijk om te lassen
    • Dit metaal is goed lasbaar. 
Antoniemen
  • onlasbaar
Verwante begrippen
  • lasbaarheid

Gangbaarheid

  • Het woord 'lasbaar' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
83 %van de Nederlanders;
82 %van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.