leksak

Zweeds

Woordafbreking
  • lek·sak
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

leksak g

  1. speelgoed
    «Hon kommer att ha fått en leksak i morgon.»
    Zij zal morgen speelgoed hebben gekregen.
Verbuiging
leksaks enkelvoud meervoud
  onbepaald bepaald onbepaald bepaald
  nominatief     leksak     leksaken     leksaker     leksakerna  
  genitief     leksaks     leksakens     leksakers     leksakernas  
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.