lonen

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  lonen    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈlonə(n)/ (2 lettergrepen)
Woordafbreking
  • lo·nen
Woordherkomst en -opbouw
  • ww: van Middelnederlands  lonen ww  "belonen", in de betekenis van ‘opwegen tegen, vergelden’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1201 [1]
  • zn:  loon zn  met de uitgang -en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
lonen
loon
loonde
zwak -d volledig

Werkwoord

lonen

  1. voordeel opleveren, een resultaat opleveren dat opweegt tegen de daarmee gemoeide kosten en inspanningen
     De vervuiler gaat betalen en groen gedrag gaat lonen.[2]
Typische woordcombinaties
  • misdaad loont niet
  • werk moet lonen

Zelfstandig naamwoord

delonenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord loon

Gangbaarheid

  • Het woord lonen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
100 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. "lonen" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. Jolande Sap geciteerd door Niels Posthumus & Marije Willems
    “Reacties op Lenteakkoord: ‘onverstandige weg uit crisis’” (25 mei 2012) op nrc.nl
  3. Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.