loop uit

Uitspraak

• Geluid:  loop uit    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• loop uit

Woordherkomst en -opbouw

• uit loop (werkwoord) en uit, hiertussen kunnen nog andere woorden staan

Werkwoord

loop uit

1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitlopen
   

   • Ik loop uit. 

2. gebiedende wijs van uitlopen
   

   • Loop uit! 

3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van uitlopen
   

   • Loop je uit? 

Gangbaarheid

• Het woord loop uit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.