lustig

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  lustig    (hulp, bestand)
Woordafbreking
  • lus·tig
Woordherkomst en -opbouw
stellendvergrotendovertreffend
onverbogen lustiglustigerlustigst
verbogen lustigelustigerelustigste
partitief lustigslustigers-

Bijvoeglijk naamwoord

lustig [2]

  1. zin hebbende in iets
  2. opgewekt, levendig, monter, vrolijk
Antoniemen
  • onlustig
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

  • Het woord lustig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
97 %van de Nederlanders;
99 %van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.