maak goed

Uitspraak

• Geluid:  maak goed    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈmak ˈɣut / (2 lettergrepen)

Woordafbreking

• maak goed

Woordherkomst en -opbouw

• uit maak (werkwoord) en goed (bijvoeglijk naamwoord), hiertussen kunnen nog andere woorden staan

Werkwoord

maak (…) goed

1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van goedmaken
   

   • Ik maak goed. 

2. gebiedende wijs van goedmaken
   

   • Maak goed! 

3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van goedmaken
   

   • Maak je goed? 

Gangbaarheid

• Het woord maak goed staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.