maakte kapot

Nederlands

Uitspraak
  • Geluid:  maakte kapot    (hulp, bestand)
  • IPA: /ˈmaktə kaˈpɔt/ (4 lettergrepen)
Woordafbreking
  • maak·te ka·pot
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
kapotmaken

maakte (…) kapot

  1. enkelvoud verleden tijd van kapotmaken
    • Ik maakte kapot. 
    • Jij maakte kapot. 
    • Hij, zij, het maakte kapot. 

Gangbaarheid

  • Het woord maakte kapot staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Dit artikel is uitgegeven door Wiktionary. De tekst is vrijgegeven onder de licentie Creative Commons - Naamsvermelding - Gelijk delen. Voor de mediabestanden kunnen aanvullende voorwaarden gelden.