maakte voort

Uitspraak

• Geluid:  maakte voort    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• maak·te voort

Woordherkomst en -opbouw

• uit maakte (werkwoord) en voort, hiertussen kunnen nog andere woorden staan

Werkwoord

maakte voort

1. enkelvoud verleden tijd van voortmaken
   

   • Ik maakte voort. 
     
   • Jij maakte voort. 
     
   • Hij, zij, het maakte voort. 

Gangbaarheid

• Het woord maakte voort staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.